Gedeelde en bewegingsvriendelijke speelplaatsen

Inspiratiedag Speelplaats met Toekomst

Op dinsdag 19 oktober 2021 organiseerden MOEV, De Ambrassade, het departement Onderwijs en Vorming en het departement Jeugd, een boeiende inspiratiedag 'Speelplaats met Toekomst'. Met de inspiratiedag werd het project 'Bewegingsvriendelijke en gedeelde speelplaatsen' afgesloten, dat er kwam na een projectoproep van de Vlaamse Overheid in 2018. 

Bekijk hieronder de video-opnames, presentaties en verslagen van deze inspiratiedag.


Deel 1: Welkomstwoord, conclusies & aanbevelingen

In het welkomstwoord ging het over het belang van speelplaatsen voor de gezondheid van kinderen en jongeren, en over de meerwaarde van deze groene speelplekken als jeugdruimtes in de (dichtbebouwde) buurt. Nadien legde Vlaams Minister van Jeugd Benjamin Dalle de link met de ruimtelijke ordening in Vlaanderen en de investeringen in jeugdwerkinfrastructuur. Projectverantwoordelijken Inge Opdebeeck (MOEV) en Peter Bosschaert (De Ambrassade) stelden tenslotte hun conclusies en belangrijkste aanbevelingen voor na 3 jaar praktijkbegeleiding en onderzoek bij scholen, het jeugdwerk en lokale besturen.

  • Benjamin Dalle: Vlaams Minister van Jeugd
  • Joeri Verfaille: provinciaal coördinator MOEV Oost-Vlaanderen
  • Inge Opdebeeck: MOEV - Sporttechnisch medewerker en schoolondersteuner
  • Eva Vereecke: De Ambrassade - Algemeen directeur
  • Peter Bosschaert: De Ambrassade - Beleidsmedewerker jeugdruimte en mobiliteit

Bekijk de video-opname   Bekijk de PPT-presentatie

 

Deel 2: Panelgesprekken

Panelgesprek 1: De ‘Speelplaats met Toekomst’ op elke school: een haalbare kaart?

In dit gesprek ging het over hoe scholen het omvormen van speelplaatsen op een duurzame manier kunnen realiseren. De panelleden hadden het over investeren in visie (link met pedagogische visie), mensen (expertise, draagvlak en hulp), middelen (subsidies en acties) en ruimte (ruimte delen, brede schoolaanpak).

  • Cédric Ryckaert: Leerkracht Sint Paulus Kortrijk en haar klimaatspeelplaats / mede oprichter BLES
  • Yannic Vanovenberghe: MOEV - Verantwoordelijke natuurgebonden sporten / schoolondersteuner
  • Loes van Looke: Scholier van de Vlaamse Scholierenkoepel (VSK)
  • Philippe Moreau: MOS-begeleider Secundair Onderwijs in Vlaams-Brabant
  • Ann Cautreels: beleidsmedewerker Katholiek Onderwijs Vlaanderen

Bekijk de video-opname   Bekijk de PPT-presentatie   Bekijk het verslag

 

Panelgesprek 2: De Vlaamse Overheid en een evenwaardige benadering van speelplaatsen bij infrastructuurprojecten op school

In dit gesprek ging het over hoe scholen het omvormen van speelplaatsen op een duurzame manier kunnen realiseren. De panelleden hadden het over investeren in visie (link met pedagogische visie), mensen (expertise, draagvlak en hulp), middelen (subsidies en acties) en ruimte (ruimte delen, brede schoolaanpak).

  • Begga Willems: Directeur Grasmus Leuven
  • Annelies Geerts: Agentschap voor Infrastructuur in het Onderwijs
  • Elisabeth Meuleman: Parlementair uit de commissie onderwijs
  • Nele Daenen: Coördinator Team Kennis Infrastructuur bij GO! onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap

Bekijk de video-opname   Bekijk de PPT-presentatie   Bekijk het verslag

 

Panelgesprek 3: De rol van lokale overheden in het omvormen en openstellen van schoolspeelplaatsen.

In dit gesprek ging het vooral over hoe een lokale overheid een verbindende rol kan spelen tussen scholen onderling, het jeugdwerk en het verenigingsleven. Er wordt aandacht gevraagd om vanuit verschillende beleidsdomeinen kinderen en jongeren meer centraal te plaatsen en dus niet top-down te werken. Ook werd er veel gefocust op het belang van vertrouwen tussen de verschillende actoren indien speelplaatsen worden opengesteld. Tenslotte is er meer nodig dan subsidies alleen, scholen hebben ook nood aan goede procesbegeleiding. Want speelplaatsen duurzaam omvormen vraagt tijd.

  • Fien Morren: Globelink
  • Liesbet Van Houtte: procesbegeleider Ecohuis Antwerpen
  • Loes van Dromme: Parlementair Commissie Onderwijs voor CD&V / voorzitter OVSG
  • Vincent Ooms: Netwerk Lokaal Sportbeleid

Bekijk de video-opname   Bekijk de PPT-presentatie   Bekijk het verslag



Extra speel-, beweeg- en leerkansen voor de school en de buurt

De Ambrassade en MOEV ondersteunden de projectoproep voor bewegingsvriendelijke en gedeelde speelplaatsen.
Met verschillende partners waren we een ondersteuning voor scholen, gemeentebesturen en jeugdwerkorganisaties in de vorm van online informatie, infomomenten en een ondersteuning op maat. Met onze partners brengen wij inspirerende praktijken, innovatieve oplossingen en regelgevende drempels in kaart om scholen bewegingsvriendelijker te maken en ze open te stellen voor andere gebruikers.

Ontdek het resultaat van het onderzoek in de publicatie van De Ambrassade en laat je inspireren door de bewegingsvriendelijke aanpak van MOEV.


Inspiratiegidsen

Wil je met je speelplaats een meerwaarde creëren voor de buurt?
De Ambrassade maakte de inspiratiegids 'Speelplaats met Toekomst - Delen van speelplaatsen met het jeugdwerk en de buurt'

Wat mag je verwachten van deze inspiratiegids?

  • Uitleg van de visie in 10 punten
  • Stappenplan om aan de slag te gaan
  • Vijf uitdagingen van gedeeld gebruik
  • Aanbevelingen voor scholen, lokale besturen, architecten/bouwheren en de Vlaamse overheid

Wil je school een speelplaats creëren die bewegingsvriendelijk is voor je leerlingen?
MOEV maakte de brochure 'Speelplaats met Toekomst - Een bewegingsvriendelijke speelplaats, een ‘buiten’kans om te spelen, bewegen en leren'

Wat mag je verwachten van deze inspiratiegids?

  • 6 kenmerken van een bewegingsvriendelijke speelplaats
  • Een 6-stappenplan naar een bewegingsvriendelijke speelplaats
  • Tal van praktijkvoorbeelden van scholen

Poster

MOS Vlaanderen en De Ambrassade ontwikkelden samen een poster (A2) van 'De speelplaats met toekomst'.
Op de achterkant staan de 10 visiepunten helder uitgelegd. Je kan deze afdrukken en in de leraarskamer ophangen. Zo kan je alle leerkrachten inspireren om met de speelplaats aan de slag te gaan.


 


Vanuit het proces dat we samen liepen, formuleren we een reeks aanbevelingen voor verschillende actoren om speelplaatsen in Vlaanderen de aandacht en zorg te geven die ze verdienen. Want investeren in beweegvriendelijke, groene, ontharde, gedeelde, opengestelde en uitdagende speelplaatsen is broodnodig voor onze toekomstige generaties. 

Deze aanbevelingen kunnen scholen, lokale besturen en de Vlaamse Overheid inspireren, maar vooral aanzetten tot verdere actie.

 

ambramoev


Aanbevelingen voor scholen

1. Investeer in speelplaatsen

Investeer in een duurzame, groene, opengestelde en uitdagende speelplaats voor basis-, secundair en buitengewoon onderwijs is broodnodig in ons dichtbebouwde Vlaanderen.

MOEV tussen les speelplaats gedeelde speelplaats donbosco280© De Ambrassade - Jente BooneDe covidcrisis en de lockdown leerden ons dat er een grote nood is aan voldoende jeugd- en speelruimte die laagdrempelig en toegankelijk is voor elk kind uit de buurt. Een speelplaats dient als speel- en leeromgeving voor de leerlingen van de school, maar ook als gedeelde plaats voor ontmoeting en ontspanning in de buurt. Dergelijke kwaliteitsvolle ruimte draagt bij tot het psychische en fysieke welzijn van kinderen en jongeren. Daarnaast kan de speelplaats met de juiste ingrepen een klein ecosysteem zijn als buffer tegen klimaatveranderingsprocessen, zo de school een belangrijke maatschappelijke voorbeeldrol laten vervullen tegen de klimaatverandering én kansen bieden voor de leerlingen op het vlak van klimaateducatie.

 

2. Breid je visie uit

Neem daarom de visie en het pedagogische project van de school onder de loep en bekijk welke plaats de speelplaats daar al dan niet in krijgt en of ze geen bijsturing nodig heeft. Gebruik daarbij de visietekst ‘Een speelplaats met toekomst’ als gids.



3. Doe het niet alleen

Richt een werkgroep op met collega’s of neem het thema mee op in een van de bestaande werkgroepen op school. Baanbrekers zijn onmisbaar, maar kunnen het niet alleen. Ze hebben directies en/of schoolbesturen nodig die achter het idee van de ‘speelplaats met toekomst’ staan.

  • Voorzie tijd voor de collega’s die zich engageren in zo’n werkgroep.
  • Zorg ervoor dat een directielid meteen mee is of mee aan tafel zit. En vraag een duidelijk mandaat over welke beslissingen je wel en niet kunt nemen.
  • Neem de preventieadviseur van in het begin mee in je verhaal en laat die niet pas op het einde een oordeel vellen. Zo kan die de risico’s en veiligheid mee helpen vormgeven zonder dat het initiële idee in gevaar komt.

4. Zoek inspiratie

Doe inspiratie op bij zoveel mogelijk verschillende actoren, media en positieve voorbeelden uit de streek en bepaal welke richting je visie uit gaat aan de hand van de eigen visie van de school en het pedagogische project.

5. Inventariseer je buitenruimte

Maak een inventaris van de buitenruimte en het materieel op je school en breng de mogelijkheden, sterktes en beperkingen in kaart. Maak dezelfde oefening in de omgeving van de school. Zie de eigen speelplaats niet als enige plek in de buurt om te spelen.
 

6. Leer je buurt kennen

Kijk over het muurtje en breng de mogelijkheden en de noden van de buurt in kaart.

  • Veel projecten creëren meerwaarde door niet aan de perceelgrenzen vast te houden, door in te zetten op de semipublieke invulling van de school of door de schoolomgeving mee te betrekken in het project. Dat is een wisselwerking tussen lokale overheid, scholen en buurtactoren waarbij je alle drie de eerste stap tot toenadering kunt zetten. 
  • Zo kun je als school meteen de hele schoolomgeving inclusief het mobiliteitssysteem bekijken en kunnen de gemeentelijke diensten een deel van het onderhoud en het beheer op zich nemen. 
  • Leg daarom zelf contact met jongeren, buurtbewoners, lokale verenigingen, initiatieven én de lokale overheid op zoek naar ruimte. Besteed extra aandacht aan mogelijke kansen of drempels voor kwetsbare groepen.

7. Streef naar win-win

Probeer bij gedeeld gebruik met de verschillende partijen te streven naar gemeenschappelijke punten en zoek samen naar win-winsituaties. Een financiële vergoeding is niet altijd wenselijk of haalbaar. Stel daarom niet alleen de vraag: wat moet de school voor de anderen doen? Maar ook: wat kan de buurt- of jeugdwerkorganisatie voor de school doen?

8. Creëer draagvlak

Zorg van bij het begin met transparante communicatie voor voldoende draagvlak bij leerlingen, leerkrachten, het schoolbestuur, ouders en de buurt(organisaties). Een goede dialoog tussen de verschillende gebruikers – zowel formeel als informeel – doet wonderen. Investeer in echte kennismaking en geef medegebruikers voldoende inspraak. Zo vergroot je de betrokkenheid en zorg je dat de andere gebruikers zich mee verantwoordelijk voelen voor de speelplaats.
 

9. Betrek verschillende actoren

Betrek die verschillende actoren bij de heraanleg van de speelplaats meteen.

  • Hou rekening met de gedragsinzichten en met de bredere visie van andere doelgroepen.
  • Heb daarbij specifieke aandacht voor de ideeën en de situatie van (niet-georganiseerde) kinderen, jongeren en het georganiseerde jeugdwerk.

10. Overleg met andere scholen

Organiseer een lokaal overleg en wissel ervaringen uit om een ‘speelplaats met toekomst’ op te starten of uit te werken. Zicht krijgen op goede en minder goede praktijken zorgt voor een betere afstemming van de vragen en de noden met het lokale bestuur.

11. Vergeet de speelplaats niet

Denk bij nieuwbouw of bij verbouwingen van de school al van bij het ontwerp aan de inrichting van de speelplaats:

  • Neem de toegangen naar de speelplaatsen onder de loep en hou rekening met looplijnen zodat de leerlingen de speelruimte ten volle kunnen benutten.
  • Een speelplaats die grenst aan de straat kan gemakkelijker opengesteld worden dan een speelplaats die volledig omgeven is door schoolgebouwen.

12. Experimenteer en probeer

Een ‘speelplaats met toekomst’ creëren kan op verschillende plaatsen, ook buiten de school en in verschillende fasen en groottes.

  • Proefopstellingen en tijdelijke materialen helpen om iedereen te laten wennen aan de nieuwe situatie. Het geeft ‘tussentijd’ om de pro’s en de contra’s op elkaar af te stemmen. Door de jaren heen kun je de visie en praktijken nog altijd aanpassen aan de opportuniteiten die zich voordoen op school.
  • Ook projecten op de kleinste schaal zijn waardevol. Acties met bijvoorbeeld klimgroen of boomplantacties kunnen de eerste stappen zijn naar een volledige aanpak van de speelplaats. Op voorwaarde dat ze toekomstige ontwikkelingen niet hypothekeren.
  • De kracht van een goed speelplaatsontwerp zit hem wel in de schaalbaarheid die toelaat om sommige zaken op korte termijn te realiseren en om ruimte te laten op lange termijn om nog nieuwe zaken toe te voegen. Dat maakt ook dat je de financiering en fasering van de werken in stappen kunt bekijken. 
     

13. Begin klein

Een speelplaats aanpassen is financieel een grote uitdaging. Wacht geen subsidie af om te starten met een langetermijnbegroting en een uitvoeringsplan. Probeer op korte termijn kleine successen te realiseren die tegemoetkomen aan deelaspecten van een speelplaats met toekomst, en erover te communiceren.

14. Ontwerp duurzaam

Een speelplaats met toekomst vraagt een robuuste inrichting die tegen een stootje kan. Om ze publiek toegankelijk te maken hoef je de speelplaats ook niet volledig open te stellen. Baken no-gozones duidelijk af.

15. Investeer in beheer

Een speelplaats met toekomst vraagt een andere vorm van beheer (onderhoud, groenonderhoud, afvalbeheer en indien nodig een doordacht toegangsbeheer en veiligheidscontrole). Vraag bij je gemeente naar ondersteuning voor die taken in ruil voor een brede openstelling en maatschappelijke return van de speelplaats.

16. Maak goede afspraken

Maak met de medegebruikers goede en evenwichtige afspraken over ruimte, tijd en materialen. Giet die afspraken in een overeenkomst of een huishoudelijk reglement. Zet het spelende en lerende kind centraal. Maak afspraken met leerlingen, leerkrachten en ouders en giet die afspraken indien nodig in een speelplaatsreglement.

17. Dek je goed in

Spreek duidelijk af met de medegebruikers welke verzekeringen zij moeten afsluiten. Aansprakelijkheid kan een drempel zijn bij gedeeld gebruik en een goede verzekering is van groot belang. Maar wees je er ook van bewust dat je niet elke situatie vooraf kunt inschatten en verzekeren.



Aanbevelingen voor lokale besturen


Een lokale overheid heeft een belangrijke rol te spelen in de weg naar ‘een speelplaats met toekomst’. Ze heeft een inspirerende, verbindende en ondersteunende rol, die je ook in de volgende aanbevelingen terugvindt.

1. Zet kinderen en jongeren centraal

Zet kinderen en jongeren centraal bij de heraanleg en de openstelling van speelplaatsen in jouw gemeente. Luister eerst naar de noden van de leerlingen van de scholen en de kinderen van de buurt.

2. Creëer een integrale aanpak

Zorg voor een integrale visie en een coherent beleid rond de heraanleg van speelplaatsen tot gevarieerde, bewegingsvriendelijke, groene, klimaatbestendige en gedeelde plekken.

  • Laat je inspireren door de visietekst ‘Een speelplaats met toekomst’. Werk een eigen integrale visie uit in samenwerking met verschillende diensten (Onderwijs, Stedenbouw, Groenzorg, Jeugd …). Zorg voor mandaten en maak afspraken tussen diensten hoe je die visie in de praktijk brengt.
  • Hanteer een aantal principes rond duurzaam ruimtegebruik en meer specifiek rond speelplaatsen en –pleinen om een lokaal plannings- en vergunningsbeleid kind- en jeugdvriendelijker te maken. Gebruik die handvatten voor subsidiedossiers. Zorg ervoor dat die principes automatisch worden geïmplementeerd in de procedures over de verschillende diensten heen (aanpassing RUP). Daarmee definieer je de harde spelregels die daarna, met een goed ontwerp, een integraal lokaal jeugdruimtebeleid waarmaken. 
  • Denk als gemeente na over concrete projecten om het speelveld van de publieke ruimte te verbreden voor kinderen en jongeren en jeugdwerkorganisaties. Hoe kun je ruimte beter laten aansluiten op hun leefwereld? Kijk daarbij naar alle scholen van de gemeente, over de netten heen: zorg wel voor voldoende maatschappelijke return, zodat publiek geld investeren in een privé-eigendom (schoolterrein) te rechtvaardigen is.
  • Inspireer scholen met gerichte communicatie om zoveel mogelijk uit de schoolmuren te breken en in relatie te gaan met de buurt. Daag scholen uit om de publieke ruimte buiten de school te gebruiken. Werk op maat. Niet elke vorm van gedeeld gebruik of beplanting zal passen in elke buurt of bij elke school.
     

3. Werk verbindend 

Treed op als initiator en/of verbindende (f)actor tussen scholen, de buurt, het jeugdwerk en andere partners om de herinrichting en het gedeelde gebruik van speelplaatsen mogelijk te maken.

  • Het moet voor ruimtelijk planners en vergunningverleners een gewoonte worden om in elk relevant project de potentie van de schoolomgeving mee te nemen. Ligt er een school in de projectzone van een RUP, conceptstudie, masterplan …? Dan is het aangewezen om in gesprek te gaan over hoe de school de ruimte rondom kan gebruiken bij aankomst en vertrek van de leerlingen en tijdens de schooluren. Maar je kunt ook het gesprek voeren hoe de school na de uren bijdraagt aan maatschappelijke en klimaatnoden van de gemeente. Aan de andere kant moet een vergunningverlener ook reageren en sturen wanneer bij een omgevingsvergunningsaanvraag of voorbespreking van een scholenproject de speelplaats niet optimaal werd ingevuld. Hij kan verwijzen naar de ondersteuningsorganen om het project naar een hoger niveau te tillen. Dat kan hetzij via de goede ruimtelijke ordening, eventueel versterkt met formele beleidsmatig gewenste ontwikkelingen voor schoolomgevingen. Nog beter is het om enkele minimale ruimtelijke kwaliteitseisen voor scholen te verankeren in een RUP of bouwcode.  
  • Help als initiator om scholen samen te brengen. Luister naar de leerkrachten en scholen en zorg voor een aanspreekpunt of platform in de gemeente rond de heraanleg van speelplaatsen. Investeer in de expertise en competenties van de ambtenaren om dat aanspreekpunt waar te maken.
  • Begeleid participatietrajecten en bemiddel tussen de school en de buurt indien nodig. Zorg van bij het begin met transparante communicatie voor voldoende draagvlak bij leerlingen, leerkrachten, het schoolbestuur, ouders én debuurt.
  • Investeer in procesbegeleiding om op maat van de school te werken. Maak ook bij de lokale administraties voldoende tijd vrij voor persoonlijke begeleiding. Want geen enkele speelplaats is hetzelfde. 
  • Breng het potentieel van speelplaatsen en aanliggende gronden, pleinen en parken in kaart. Breng daarbij alles in kaart: projectmatig of als deel van een groter speelweefselplan. Breid lokale sportinfrastructuurplannen uit met aandacht voor beweegplekken, inclusief speelplaatsen. 
  • Bevraag daarbij het (jeugd)verenigingsleven naar hun nood aan ruimte. Bundel de noden en vertaal ze in prioritaire aandacht voor bepaalde plekken. Bekijk welke mogelijkheden er zijn om vraag en aanbod goed op elkaar af te stemmen. 
  • Ontwikkel samen met de scholen een kader, waarin de verwachtingen op elkaar worden afgestemd. De scholen bewaken de haalbaarheid voor de schoolwerking. De gemeente zoekt de (maatschappelijke) meerwaarde voor de buurt. Bepaal zo samen welke rol elke school kan of moet spelen bij openstelling en streef daarbij zoveel mogelijk naar een win-winsituatie
  • Laat de maatregelen die je in het vergunningenbeleid implementeert formeel goedkeuren door de gemeenteraad. Op die manier moeten de diensten die principes toetsen en zo gaan ze niet verloren.

4. Ondersteun structureel en op maat 

Als je ondersteuning uitwerkt voor scholen, zorg er dan voor dat de maatregelen structureel en terugkerend zijn ingebouwd en dat ze aansluiten op de aspecten waar scholen mee worstelen: bijvoorbeeld het ontwerp, de aanleg, het (groen)beheer en de openstelling.

  • Ondersteun initiatieven die een speelplaats heraanleggen, door lokaal praktijkgerichte expertise op te bouwen en aan te bieden. Dat kan binnen de overheid zelf, door intern binnen de gemeente of via intergemeentelijke samenwerking kennis op te bouwen en op het terrein beschikbaar te maken. Dat kan ook door organisaties te ondersteunen om die expertise te ontwikkelen en lokaal op maat aan te bieden.
  • Werk samen met de scholen en het verenigingsleven om vanuit hun noden een ondersteuningsfinanciering op maat van zulke projecten uit te werken. Intervisiegroepen bewezen daarvoor al hun nut. Werk een subsidiereglement uit dat de herinrichting van speelplaatsen stimuleert. En doe dat ook op maat van jeugdwerkorganisaties.
  • Zorg dat de beheersmatige ondersteuning en rolverdeling (maaibeheer, keuring speeltoestellen, vergoeding bij vandalisme of zelfs aankoop van infrastructuur …) per speelplaats duidelijk is en op papier staat.

5. Probeer en experimenteer 

Werk aan je visie rond de heraanleg en openstelling van speelplaatsen vooral vanuit de opportuniteiten die zich voordoen in de gemeente.

  • Werk met proeftrajecten die de verschillende thema’s van de integrale visie ‘Een speelplaats met toekomst’ en de verschillende pistes van gedeeld gebruik verkennen.
  • Zorg voor een verstandige spreiding en inplanting van open speelplaatsen. Hou daarbij rekening met initiatieven die al actief zijn in de buurt. Zo voorkom je overlast.

6. Evalueer en stuur bij 

Evalueer bestaande regels en procedures. Zorg regelmatig voor mogelijkheden om ze bij te sturen (bijv. na elk traject met een school) zodat ze echt aangepast zijn aan de praktijken en de noden. Werk aan de duidelijkheid van de regels en procedures, hou ze eenvoudig en snel.

7. Beschouw de school als partner 

Gebruik de school als belangrijke gesprekspartner bij de vormgeving van de wijk of buurt. Een goede samenwerking tussen de lokale overheid en de scholen creëert nieuwe ideeën en win-winsituaties voor beide. Voor de gemeente als het bijvoorbeeld gaat om het installeren van trage wegen, het zoeken naar ruimte voor sport- en jeugdverenigingen, en andersom kunnen de scholen hun schoolomgevingen, verkeersveiligheid, vragen rond beheer … meenemen in het overleg.



Aanbevelingen voor architecten en bouwheren 


1. Bespreek de visie grondig

Hanteer de visietekst ‘Een speelplaats met toekomst’ als leidraad voor een duurzame samenwerking met een school. Een visie op de speelplaats doorspreken is een eerste belangrijke stap.

2. Zet kinderen en jongeren centraal

Vertrek vanuit de noden van het kind en de doelstellingen van de school en zorg zo voor een technische vertaling van de wensen van de doelgroep.
 

3. Luister naar alle actoren

Spreek goed af met de school hoe je betrokken wordt in het participatieproces met de verschillende actoren voor, tijdens en na de opmaak van de speelplaatsplannen.

4. Behandel de speelplaats evenwaardig

Zie de speelplaats als het verlengde van het schoolgebouw en beschouw ze in de plannen als een complementaire plek om te leren, te ontspannen en gemeenschapsvormend te werken. Ontwerp speelplaatsen die multifunctioneel zijn en flexibel zijn voor uitdagingen in de toekomst.

5. Werk een expertisetraject speelplaatsen uit

De financiële druk speelt een grote rol bij de architectkeuze. Die kan met een klein budget zijn voorbereidende onderzoek niet uitvoerig doen, wat weer gevolgen heeft voor de kwaliteit van het ontwerp (geen bezoek aan andere projecten …). We vragen aan de Vlaams bouwmeester om een expertisetraject en onderzoek rond speelplaatsen voor architecten in Vlaanderen uit te werken. Maak budget vrij en lanceer een oproep om de heraanleg van speelplaatsen én hoe die in relatie staat met de directe schoolomgeving en de ruimere buurt verder te bestuderen. Voorzie daarbij de nodige bestekken, waarin de good practises en de brede visie van ‘Een speelplaats met toekomst’ al in verwerkt zijn. Dat kan kostenbesparend werken voor collega-architecten.

6. Slim (her)gebruik van materialen

Zet maximaal in op het hergebruik van materialen (betontegels worden bijv. borders). Dat drukt de kostprijs.

7. Verander de manier van aanbesteden.

Het ereloon hangt vaak af van de uitvoeringskosten. Werk dus niet langer op commissiebasis, maar denk per school mee na op maat wat de vraag naar jou als architect juist is en hoeveel tijd daarvoor nodig is. Voorzie voldoende budget voor onderzoek.

8. Betrek een collega landschapsarchitect

Betrek als architect een landschapsarchitect in je speelplaatsontwerp. Die heeft meer ervaring met het beheer (beplanting, beheerplan, waterafvoer, connectie met de omgeving …).

Wanneer de architect bij een scholenbouw- of renovatieproject ook verantwoordelijk wordt gesteld voor de omgevingsaanleg, maar daar niet noodzakelijk kaas van heeft gegeten, leidt dat vaak tot slecht uitgevoerde projecten. Ontharde speelplaatsen ontwerpen vereist specifieke expertise.
 

9. Bouw ontwerpmarges in

Neem als architect voldoende marge voor ontwerpideeën. In de realiteit gaat er vaak veel verloren van het origineel omdat het te duur is. Vermijd dat de moeite die werd gestoken in een onderzoeksproces voor een goed ontwerp, verdwijnt gedurende het bouwproces.



Aanbevelingen voor de Vlaamse overheid


Erken het belang van kwaliteitsvolle speelplaatsen

  1. Besteed meer aandacht aan speelplaatsen bij infrastructuurprojecten en zorg voor eenzelfde behandeling als de schoolgebouwen in het onderwijsdebat en de gebouwensubsidiëring. Je kunt niet genoeg nadruk leggen op het belang van de speelplaats in de ontwikkeling en gezondheid van het kind. Vandaag is het nog te vaak de ‘restruimte’ rondom het schoolgebouw die historisch met onderhoudsvriendelijke betontegels aangelegd werd. Helaas zien we bij nieuwbouwprojecten ook vandaag nog te weinig aandacht gaan naar de buitenruimte ondanks haar enorme educatieve potentie.
  2. Werk een gedeelde visie rond speelplaatsen uit over de departementen heen, erken hun meerwaarde voor de kinderen, jongeren, de buurt en het verenigingsleven en kom daarmee naar buiten.

  3. De visie van het Masterplan Scholenbouw 2.0 benadrukt het belang en de principiële verplichting van multifunctionele infrastructuur en speelplaatsen en het delen ervan. Veranker die visie in een nieuw en passend decretaal kader scholenbouw. Zorg voor een transitieregeling indien openstelling niet meteen mogelijk zou zijn.

  4. Verplicht de heraanleg van speelplaatsen bij nieuwbouw of de verbouwing van scholen. Vraag scholen om de visie van ‘Een speelplaats met toekomst’ zoveel mogelijk te verankeren in die plannen en voorkom zo later onnodige ontharding. Die verplichting draagt op die manier ook bij tot een efficiënter en duurzamer gebruik van middelen. Een aantal maatregelen is mogelijk:
    • De buitenruimte moet altijd mee ingetekend worden in de aanvraagdossiers voor de gebouwen in de geest van het omgevingsvergunningendecreet. 
    • Het aantal vierkante meter verharding moet worden verantwoord met een motivatienota. Eventueel kan dat aangevuld worden met gedeeld gebruik. 
    • Een checklist met kwaliteitseisen voor de buitenruimte wordt bijgevoegd en ontgrendelt stapsgewijs fondsen naarmate een school een beter speelplaatsproject indient. 
    • Een gradatie in de subsidiëring van buitenruimte (zie verder subsidiëring) voorzien. Daarbij wordt het verplichte aantal vierkante meter verharding voor 100% vergoed en alle extra verharding is op eigen kosten of tegen gereduceerd tarief. Dat kan men ook omdraaien en de beplanting en betreedbare groenruimte voor een bepaald verplicht percentage meenemen in de financiering van een dossier.  
    • Voorzie extra ondersteuning en financiering voor secundaire scholen en scholen buitengewoon onderwijs om het team, de leerlingen en eventueel ook ouders en de buurt te betrekken bij de schoolwerking en bij de heraanleg en openstelling van de speelplaats. We zien dat op secundaire scholen en op scholen buitengewoon onderwijs het participatief werken moeilijker verloopt dan op de lagere scholen. De ouders zijn minder betrokken, er is een kleiner buurtnetwerk, beperkte kennis over (rolstoel)toegankelijkheid … Die uitdaging vraagt verder onderzoek naar de ondersteuning die die scholen nodig hebben.

 

Screen per beleidsdomein de sectorale bouwvoorschriften en normen

Het idee van een speelplaats met toekomst gaat over meerdere beleidsdomeinen heen (Jeugd, Sport, Opgroeien, Werk …). We bevelen daarom aan dat alle departementen hun bouwvoorschriften, normen én infrastructurele regelgeving bestuderen om na te gaan of er geen tegenstrijdigheden in zitten die het ontharden, vergroenen, bewegen, delen en het multifunctionele gebruik verhinderen. Beleidsdomeinen kunnen beslissen om hun regelgeving zelf aan te passen, en die te laten stroken met de financiële stimulansen, om zo een flexibelere en duurzamere invulling van infrastructuur mogelijk te maken.

 

Ondersteun de heraanleg van speelplaaten en stem subsidie op elkaar af

  1. Stel een brede structurele financiering rond de heraanleg van speelplaatsen op, over beleidsdomeinen heen. Voorkom zo de verdere versnippering van speelplaatssubsidies:
    • Breng allereerst de bestaande subsidies en financieringskanalen in beeld.  
    • Werk samen met andere subsidiegevers en stem af op elkaar.
    • Neem daarbij de visietekst ‘Een speelplaats met toekomst’ als leidraad. Bij de inrichting van een speelplaats wordt ook niet in hokjes gedacht, maar vullen sport, spel, beweging, groene ruimte, creativiteit en gedeeld gebruik elkaar aan.
    • Stem de subsidies af op die gewenste realiteit en niet andersom. Subsidies met een soortgelijk(e) timing, aanpak en kader versterken elkaar en zorgen voor minder planlast bij directies.
    • Zorg dat informatie over beschikbare subsidies en ondersteuning op één plek terug te vinden is zodat scholen snel vinden op welke subsidies ze recht hebben.

  2. Stel als subsidiegever eisen aan de visie en opbouw van dossiers voor speelplaatsprojecten. Zorg dat de juiste verandering wordt gesubsidieerd en bepaal welke generieke richtlijnen worden meegegeven om speelplaatsen te ontwerpen.

  3. Honoreer bij de verdeling van subsidiemiddelen het hele proces (zowel het draagvlak, als het plan/project als de professionele begeleiding) waardoor er aan een totaalpakket kan worden gewerkt.

  4. Zorg dat je bij oproepen voor de renovatie van speelplaatsen ook lokale overheden (steden, gemeenten en provincies) informeert en betrekt in het proces, zodat er later geen misverstanden opduiken.

  5. Vraag in een subsidie niet meteen naar een ontwerp, eerder naar concrete ideeën. Een ontwerp dat niet afgetoetst werd met een ontwerper of aannemer moet vaak opnieuw gebeuren.
    • Ondersteun daarom scholen en architecten eerder met een checklist om de juiste vragen te stellen voor de ontwerpfase. Zo kan de architect het juiste onderzoek doen vooraleer een ontwerp wordt uitgewerkt.
    • Een andere mogelijkheid is om subsidiedossiers in tweeën te kappen: 
      • Zo kan een compacte subsidie na een motivatiedossier en engagementsverklaring zorgen voor een eerste ondersteuning van organisaties. Die moet ervoor zorgen dat er op een realistische manier aan visieopbouw wordt gedaan en er alvast een voorontwerp ligt. Dat is op een bepaalde manier een soort masterplan voor de hele site op langere termijn, met een juiste indicatie van de kosten en onderhoud. 
      • Als dat plan voldragen is, kunnen organisaties een tweede subsidie aanvragen om de uitvoering van (een deel van) de werken/het masterplan geheel of gedeeltelijk te financieren.

  6. Geef bij subsidiëring voorrang aan projecten die doelstellingen uit verschillende beleidsdomeinen combineren. Overheidsgeld moet worden ingezet waar de return voor de gemeenschap het grootst is:
    • Ook wanneer enthousiaste initiators van projecten verschillende subsidies van meerdere overheden (steden, gemeenten, provincies, Vlaamse overheid …) samenleggen en gebruiken als cofinanciering, moet dat gezien worden als een pluspunt en een sterkte in het dossier. 
    • Je kunt dergelijke breed opgestelde dossiers stimuleren via een voorrangsprincipe bij alle beleidsdomeinen. Daarvoor is wel een afstemming van de timing van de verschillende subsidies nodig. Dit voorrangsprincipe kan het best in een besluit van de Vlaamse Regering worden gegoten.

  7. Werk mechanismen uit die een betere controle garanderen op de uitgevoerde werken en die checken of ze al dan niet in strijd zijn met de visie ‘Een speelplaats met toekomst’. Zorg voor een evaluatie van elke subsidieoproep van de Vlaamse overheid en betrek behalve de gesubsidieerde organisaties ook de intermediaire ondersteuningsorganisaties bij die evaluatie.

  8. Waardeer het belang en het werk van beheer: scholen denken vooruit en staan bij de ontwikkeling van het idee om hun speelplaats te delen niet alleen stil bij de verbouwingskosten maar ook bij de kosten die het beheer (sleutels, toezicht, groenonderhoud …) met zich meebrengen. Voorzie daarom naast infrastructuursubsidies, informatie en projectondersteuning voor het beheersmatige aspect (bijv. een beheerder die het multifunctionele gebruik na de schooluren coördineert). Zo counter je een van de grootste zorgen bij scholen die met gedeeld gebruik willen starten.

  9. Onderzoek op welke manier naast de huidige subsidieprocedures extra ondersteuningsmogelijkheden kunnen worden uitgewerkt om speelplaatsen multifunctioneel te maken. Pas daarvoor de nodige decreten aan.

 

Sensibiliseer en informeer

  1. Zorg met terugkerende sensibiliseringscampagnes bij scholen, lokale overheden en andere voorzieningen voor een duurzame mentaliteitswijziging rond het omvormen van speelplaatsen , van scepsis naar opportuniteiten. Goed geïnformeerde actoren zijn een eerste belangrijke stap.

  2. Investeer in organisaties die voor de ondersteuning van speelplaatsdossiers zorgen. Ze kunnen scholen op een laagdrempelige manier helpen om met de ontwerper tot een visie en masterplan te komen. Dezelfde organisatie zorgt ook voor kennisopbouw bij dossierbehandelaars en projectmanagers bij de verschillende overheden, onderwijsinspectie en scholenkoepels. Die kennis moet hen in staat stellen om dossiers beter te evalueren, en geeft hen betere voeling bij de voorbesprekingen van speelplaatsprojecten.

  3. Breng de versnipperde praktische kennis en expertise rond speelplaatsen omvormen en/of delen samen in één landingsplek of platform (bijv. bij AGION, Departement Onderwijs of Omgeving, KlasCement, Kenniscentrum Vlaamse Steden of het hoger onderwijs) dat zorgt voor borging en actieve verspreiding van de expertise, en voor vorming voor scholen, lokale ambtenaren, het jeugdwerk en het brede verenigingsleven en intermediaire organisaties. Onderzoek daarbij hoe je vraag en aanbod het best op elkaar kunt afstemmen. Organiseer een levendig netwerk om good practises uit te wisselen en aan verdere kennisopbouw te doen.

  4. Lever verdere inspanningen om de impact van ‘speelplaatsen met toekomst’ te onderzoeken en erover te informeren.

  5. Zorg voor meer aandacht en vorming rond scholen- en speelplaatsenbouw in de opleiding van directeurs en onderwijsbestuurders (bijv. profs), architecten en landschapsarchitecten. AGION moet nagaan wie een jaarlijks vormingsaanbod kan organiseren met inspiratie- en/of informatiesessies. Die sessies helpen schoolbesturen om een visie te vormen en goede subsidiedossiers te schrijven om speelplaatsen heraan te leggen.

  6. Zorg voor een uitgebreidere vorming en opleiding tot preventieadviseur. Integreer de speelplaats daarbij als belangrijk hoofdstuk of thema in het curriculum. Naast wetgeving is voldoende tijd voor visievorming essentieel. Een preventieadviseur helpt zo ook om het pedagogische aanbod vorm te geven en kan zo een deskundige constructieve bijdrage leveren.

  7. Zorg voor een kennisbank van architecten en aannemers die werken rond groene en diverse speelplaatsen. Zorg er zo voor dat de weg van de minste weerstand die van de groene speelplaats wordt en niet de gebetonneerde speelplaats.